Scène 1, vrijdagavond, rond 21.30 u.: Margriet belt, haar stem klinkt bezorgd. “Gerard, de politie staat hier voor de deur, ze willen naar binnen. Frits is in Duitsland, de anderen zijn er ook niet. Kan je komen?”
Hemeltjelief, wat is er gebeurd? “Ik kom eraan.”
Zonder huiszoekingsbevel mag de politie niet binnenvallen, dat weten we. Maar de hoofdagent deelt mee dat ze bezig zijn dit te regelen. Ondertussen overleggen we wat we moeten doen. Iedereen in huis waarschuwen? We hebben zes voordeuren. Zouden we iedereen stilletjes weg kunnen loodsen? Ik kijk uit het raam aan de voorkant. Drie politiemannen houden op straat alles in de gaten. Ik loop naar het balkon. Ook aan de tuinkant staan drie agenten. Margriet opent de deur en vraagt de hoofdagent wie ze zoeken, wat er is gebeurd. Het enige wat we te horen krijgen is dat er een ernstig geweldsdelict heeft plaatsgevonden en dat ze vermoeden de dader bij ons te vinden. Verder niets.
Ondertussen voelen we de dreiging van een inval toenemen. Als ze het huiszoekingsbevel hebben, wat dan? We willen daar niet aan denken. Maar ondertussen staan we allebei te trillen op onze benen.
Scène 2, 22.10 u.: Na ruim een half uur soebatten blijkt dat de agenten geen toestemming krijgen om ons huis binnen te vallen. Margriet houdt voet bij stuk, ze mogen niet binnenkomen. Ze legt ook netjes uit waarom. De hoofdagent lijkt onze zorg om onze huisgenoten te begrijpen en toont zich wat toeschietelijker. Hij vertelt dat ze een lichtgekleurde man zoeken van ongeveer 1.70 m die goed Nederlands spreekt.
We voelen een last van onze schouders vallen. Geen van onze huidige huisgenoten spreekt goed Nederlands! Inmiddels bemoeit ook Frits vanuit de trein zich met de zaak. Hij heeft een bevriende advocaat gebeld. Margriet luistert naar het juridische advies. Ook omdat de spanning wat van de ketel is, onderhandelt ze verder met een wat minder bezwaard gemoed. De agenten vertellen dat ze een signaal willen geven en kijken of er een mobieltje afgaat. Margriet staat toe dat twee agenten in burger binnenkomen, maar dat ze wel vlakbij de voordeur moeten blijven. Iedereen luistert gespannen. Heel in de verte horen we een mobieltje afgaan. Alle agenten stormen het trappenhuis af en vinden enkele tellen later in de binnentuin de telefoon.
Scène 3: Onno vertelt ons de volgende dag in geuren en kleuren de voorgeschiedenis. Een auto reed in volle vaart de straat in, achtervolgd door politie-auto’s. Bij de verkeersdrempel remt hij en wordt geramd. Drie mannen rennen de binnentuin in. Twee worden gelijk in de kraag gevat, eentje ontkomt.
We blijven zitten met de vraag waarom de politie juist bij ons naar hem op zoek ging…