Onze vriend Jan Klein, die vroeger met zijn Agaath boekhandel Kirchner aan de Leliegracht bezielde, deelde een ervaring uit zijn jeugd in Ilpendam met ons. Jan ging elke zondag met zijn vader naar de kerk. Op een dag sloop er vlak voor de dienst begon een Duitse soldaat in de achterste bank. ‘Zou het een spion zijn?’, vroeg Jan zich af. De dominee veroordeelde de Jodenvervolging regelmatig en bad voor de koningin. De school van Jan was gevorderd. ‘Zou die soldaat daar wonen?’. De volgende zondag was hij er weer. Hij kwam elke week! Die mof moest in ieder geval verder lopen dan Jan en z’n vader na de dienst en zo wist hij waar ze woonden.
De zomer werd herfst en toen werd het winter en bijna elke zondag zat die soldaat achterin de kerk. Op de avond voor kerstmis werd er aangeklopt. Vader deed open en het bleek die soldaat te zijn! ‘Was wollen Sie?’ vroeg vader. De soldaat vertelde dat hij Kurt heette, dat het ‘Heilig Abend’ was en dat ze toch broeders en zusters in Christus zijn. Jans’ moeder zag aan vader dat hij niet op zo’n broeder zat te wachten. Maar toen Kurt vertelde dat hij thuis een zoon had die net zo oud als Jan was, bood ze hem surrogaat koffie aan. Jans’ vader flitste boos met zijn ogen naar moeder en bracht even later de oorlog ter sprake. Kurt zei ‘Krieg ist nicht goet’. ‘Ja, ja, rot dan maar gauw op naar je moffenland’, kon je vader zien denken. Voordat hij de Duitser uitliet, zei vader dat hij niet terug hoefde te komen, want ook al waren ze christenen, Kurt hoorde toch tot de vijand die Nederland bezette en joden vervolgde en Christelijke waarden met de voeten trad. Daarna hebben ze Kurt niet meer in de kerk gezien.
Toen vader een paar dagen later de hamer van de buurman wilde lenen, grauwde buurman hem toe: ‘Leen die maar bij je Nazi-vriendjes’. Moeder vertelde dat buurvrouw Corrie ook langs haar heen keek.
Propaganda
Zelfs als je zou willen, in zo’n klimaat is het heel moeilijk om je vijanden lief te hebben. Ik vrees dat een groot deel van soldaten door propaganda bevangen is. Nazi propaganda, (anti)communistische propaganda, protestantse, katholieke, Hutu of Tutsi of wat voor propaganda dan ook.
Gelukkig gelooft een groot deel van de soldaten niet in die propaganda, maar als ze niet meedoen, als ze dienstweigeren, worden zij en hun familie met de nek aangekeken, de jongen zelf wordt gevangengezet of geëxecuteerd en als hij onderduikt kan zijn familie gevangen gezet en gefolterd worden tot hij zich meldt.
Er zijn ook soldaten die huurling zijn, die het niet zo veel kan schelen voor wie ze vechten, zolang ze maar betaald krijgen en in de gehoopte oorlogsbuit kunnen delen. Deze laatste groep is misschien het moeilijkst te bereiken. Degenen die door propaganda bevangen zijn, menen het goede te doen. Hen kunnen de schellen van de ogen vallen waarna ze kun gedrag kunnen aanpassen om weer te pogen het goede te doen. Die tegen hun zin gedwongen worden, staan eigenlijk al aan de kant van vrede en gerechtigheid.
Hete kolen op hoofden
De Romeinse soldaten die het heilig land in de dagen van Jezus bezetten, hadden het recht om van de bezette bevolking te eisen dat die een mijl hun ransel droeg. Jezus raadt ons aan om dan vrijwillig twee mijl te gaan. Dat is goed voor mijn innerlijke gesteldheid, om geen van haat vervuld hart te krijgen, en wie weet bereik ik de ander zo ook. Zo is het bidden (of ‘wel wensen’ als ik niet van bidden houd) voor wie ons bezet, vervolgt & onderdrukt ook goed voor mijn hart en maakt deel uit van Jezus strategie het kwade door het goede te overwinnen.
Jezus en later ook Paulus genazen leden van de huishouding van romeinse officieren en wonnen hen en heel hun huis zo voor vrede en gerechtigheid. Als de bezetter dagenlang in zijn tank heeft gezeten, raadt Paulus ons aan om hem eten, drinken en een warme douche aan te bieden en zo hete kolen op zijn hoofd te stapelen. Misschien een gesprek beginnen, iets van contact maken, een uitweg tonen uit die tank en het front en verminking en dood. “We kunnen je verstoppen, we zullen voor je zorgen. Heb jij een idee hoe we je tank het best kunnen saboteren?” Vrijwillige inkwartiering, zeg maar, verstopt, buiten het bereik van de commandant.
Als het bij het eerste contact meteen zo gaat, is dat wel een droom scenario. Waarschijnlijk is er meer liefde nodig tot het niet meer nodig is om met andere oma’s (of opa’s of jongere mensen of zelfs kinderen, maar oma’s zijn denk ik het best) voor de tanks te gaan zitten. Want we moeten natuurlijk niet collaboreren, niet heulen met de vijand. De scheidslijn is dun.
Het mooie van deze wijze van omgaan met de bezetter is dat iedereen mee kan doen. Waarbij het misschien goed is als de ouderen het meeste risico nemen. Want ook bij deze wijze van strijd is er lijden en vallen er slachtoffers. Maar dit lijden is zoveel mooier dan het lijden dat over ons komt als wij elkaar aanmoedigen de bezetter en elkaar te haten, of met Molotovcocktails of raketten naar het leven te staan. Als wij dan succes zouden hebben en ons zouden wreken op zijn land, huis en familie, eindigt dat in ontheemding, dood en verderf, verpulverde steden. Zeker met de huidige militaire vernietigingskracht.
Paradijsvogel
In zekere zin beschouw ik de soldaten en politie, de officieren van justitie, de rechters en de cipiers en de managers van de gevangenis ook als opponenten die de voorbereiding voor een oorlog met massavernietigingswapens inoefenen en beschermen. Door hen daarvoor niet te haten, maar als mens oprecht en liefdevol te behandelen, meen ik een eind te komen. Politie, soldaten, de officier van justitie, de rechter, de cipiers en managers van de gevangenis hebben door onze interactie minder of niet meer het gevoel iets goeds te doen door kernwapens te beschermen. Een aantal van hen probeert zo min mogelijk ons te hinderen, te bestraffen en de gevangenistijd zo dragelijk mogelijk te maken.
Een manager van deze Justiz Volzugs Anstalt in Wittlich helpt mee om een handgeschreven nieuwsbriefje te vermenigvuldigen waarin ik oproep om legers af te schaffen, de oorlog niet meer te leren en om Jezus’ weg ons eigen te maken, in te oefenen, zodat we niet meer proberen om de vijand te overwinnen, maar te winnen voor onze gezamenlijke inzet voor vrede, gerechtigheid en behoud van de schepping.
Eigenlijk mag je maar 20 postzegels op cel hebben. Maar ik verbruik een veelvoud daarvan en de cipiers zien de stroom postzegels die vrienden sturen door de vingers.
In de 1980-er jaren kwam een soldaat die als bewaker van de vliegbasis Woensdrecht dienst deed, bij ons wonen in het Vredes Aktie Kampje wonen en verliet daarna de dienst.
Een griffier aan de militaire rechtbank in Arnhem wisselde van opleiding na een aantal processen waarbij dienstweigeraars tot gevangenisstraffen werden veroordeeld.
De gevangenisaalmoezenier vindt mij een paradijsvogel, want het te bezetten land wordt immers eerst met beschietingen, bombardementen en drones murw geslagen voordat de bezetter komt. En dan is het bijna onmogelijk om de moordenaars van je vrienden en familie nog lief te hebben. Ik antwoord hem dat als wij geen leger hebben en ook niet spontaan Molotov cocktails gaan maken om de vijand mee naar het leven te staan, er dan geen reden is voor de vijand om eerst de boel plat te gooien. Laat maar komen, die Spanjaard, Fransman, Duitser of Rus, wij hebben de tijd, spelen een thuiswedstrijd, hebben de waarheid, de liefde aan onze kant en kunnen hem, en tegenwoordig helaas ook haar, bevrijden uit de waan van propaganda en dwang.
In mijn cel lees ik brieven van Bonhoeffer aan zijn vriend Eberhard Bethge. Eberhard was tegen de nazi’s, maar diende als officier in Italië. Er zijn talloze Eberhards! Ten tijde van de Koude Oorlog werkten Amerikaanse en Duitse mennonieten samen om Amerikaanse soldaten te helpen de militaire dienst te verlaten. Ten tijde van de Vietnam oorlog konden Amerikaanse dienstplichtigen een nieuw bestaan opbouwen in bijvoorbeeld Canada. Als Rusland gaat mobiliseren en haar burgers dwingt in een onrechtvaardige aanvalsoorlog te vechten en land te veroveren en bezetten, hoop ik dat wij iedere Rus die daar niet aan mee wil doen helpen.
Uiteindelijk is het weer goed gekomen tussen Jan’s ouders en de buren omdat Jan vlak daarna met een paar schoolvrienden bij de Ortskommandant in Alkmaar werd ontboden en bestraffend toegesproken werd omdat zij handgeschreven spot versjes in de brievenbussen van NSB-ers hadden verdeeld. Jan heeft nu zelf gemengde gevoelens bij die spotversjes. Kun je de vijand zo winnen?
Laten wij een klimaat scheppen waarin we enerzijds niet collaboreren met de bezetter en waarin het anderzijds net zo vanzelfsprekend is dat de buurvrouw en buurman van Jan’s ouders vragen hoe het gaat met die bezetter die zo ver van huis en haard is ingekwartierd en zeggen dat hij van harte welkom is om ook bij hun eens mee te komen eten. Laten wij leren hoe we onze opponenten kunnen winnen door ons samen in te zetten om het kwade door het goede te overwinnen.