Lucretia volgde in New York een opleiding tot onderwijzeres. Toen ze daar ging werken als onderwijzeres, werd ze zich voor het eerst bewust van vrouwenrechten. In 1811 trouwde ze met John Mott en verhuisde met hem naar Philadelphia. Ze behoorden tot de Quakers en waren net als vele andere Quakers tegen de slavernij. Ze weigerden om producten te gebruiken die door tot slaafgemaakten waren geproduceerd. In 1812 werd Lucretia benoemd tot Quaker predikante en reisde in die functie rond. Ze sprak zich onder andere uit tegen de slavernij.
In 1833 werd met medewerking van haar man de American Anti-Slavery Society opgericht. Tijdens de openingsceremonie was Lucretia de enige vrouwelijke spreekster. Ze wist door haar ervaring als spreekster twijfelaars enthousiast te maken. Kort daarop richtte ze samen met een aantal andere vrouwen de Female Anti-Slavery Society op, waar witte en zwarte vrouwen samenkwamen. Lucretia raakte betrokken bij de zwarte gemeenschap en trad regelmatig op als predikante. Ook haar broer en schoonzus raakten betrokken bij de anti-slavernijbeweging en hielpen mee met de oprichting van de Rochester Anti-Slavery Society.
Er was veel tegenstand tegen deze bewegingen. Lucretia Mott had een zwakke gezondheid, maar bleef zich toch actief inzetten. Ze werd door tijdgenoten gezien als een voorbeeld van een vrouw die haar taken binnenshuis goed wist te combineren met maatschappelijke betrokkenheid. Ze kon goed met geld omgaan. De familie Mott was daardoor in staat regelmatig gasten in huis te ontvangen en gevluchte slaven in huis te nemen. Ze droeg bij aan inzamelingsacties voor de beweging. Maar het werd vanuit religieus en sociaal gedachtegoed ook binnen de anti-slavernijbeweging niet door iedereen op prijs gesteld dat vrouwen predikten.
Ze nam verschillende keren deel aan de nationale anti-slavernijconventie van Amerikaanse vrouwen. Tijdens de conventie van 1838 werd Pennsylvania Hall verwoest door een groep tegenstanders. De vrouwen liepen gearmd door een menigte tegenstanders naar huis. Hierna werd haar huis en ander vastgoed in verschillende zwarte wijken in Philadelphia aangevallen of verwoest. Toch bleef ze zich inzetten tegen slavernij.
In 1840 was ze afgevaardigde bij de World’s Anti-Slavery Convention in Londen. Voor het begin van de conventie besloten de mannen dat de vrouwelijke afgevaardigden niet actief mochten deelnemen aan de conventie en in een aparte ruimte moesten verblijven. Ze waren bang voor een vermenging van de eisen van de anti-slavernijbeweging en de vrouwenbeweging. Het werd ook sociaal niet wenselijk geacht dat vrouwen deelnamen aan politieke zaken. Maar een aantal mannen waren tegen de scheiding en kozen ervoor om samen met de vrouwen in een ruimte te zitten.
Lucretia voelde zich geïnspireerd door de anti-slavernijbeweging in Engeland en Schotland en begon bij thuiskomst aan een lezingentour door de Verenigde Staten. Hierbij ontmoette ze veel voorstanders van de slavernij en confronteerde hen met de immoraliteit van de slavernij. Bij een van haar lezingen waren veertig Congresleden aanwezig. Ook mocht ze op gesprek komen bij de president John Tyler die onder de indruk was van haar lezingen.
Vrouwenrechten
Samen met Elizabeth Cady Stanton besprak Lucretia de mogelijkheid voor een vrouwenrechtenconventie waarbij het onder andere zou gaan over gelijke rechten binnen het huwelijk en echtscheiding. Ze wilde dat echtscheiding gemakkelijker gemaakt zou worden en dat de vrouw meer zeggenschap zou krijgen over de kinderen. Samen met Susan B. Anthony en Lucy Stone richtte ze de American Equal Rights Association op en werd de eerste presidente. Ze raakte in 1867 betrokken bij de aanloop naar twee referenda in Kansas omtrent het stemrecht voor vrouwen en zwarte mensen. Maar omdat George Francis Train, een rijke zakenman en openlijke racist, steun gaf aan de associatie, verbrak Lucretia haar verbintenis. Later probeerde ze nog een lijmpoging te doen, maar de leden waren het fundamenteel oneens over de vraag of het kiesrecht voor zwarte mannen óf het kiesrecht voor vrouwen voorrang diende te krijgen.
In 1848 organiseerden Lucretia Mott en Cady Stanton in Seneca Falls, New York, een conventie omtrent vrouwenrechten. Deze conventie wordt regelmatig genoemd als het startschot van de Amerikaanse vrouwenbeweging.
Niet alleen zette Lucretia Mott zich in voor de afschaffing van de slavernij en voor vrouwenrechten, ze was ook pacifist en bezocht in de jaren dertig van de negentiende eeuw verschillende bijeenkomsten van de New England non-Resistance Society. Ze sprak zich uit tegen de oorlog in Mexico. Door de Amerikaanse Burgeroorlog van 1861 tot 1865 verdubbelde ze haar inzet om geweld en oorlog te beëindigen en had een belangrijke rol in de Universal Peace Union die in 1866 werd opgericht.
Haar echtgenoot steunde haar steeds in haar werkzaamheden. Ze kregen zes kinderen waarvan haar tweede zoon op tweejarige leeftijd stierf. Alle overige vijf kinderen raakten betrokken bij de verschillende sociale bewegingen, waaronder de anti-slavernijbeweging.
Lucretia stierf 11 november 1880 op 87-jarige leeftijd aan een longontsteking.Ter nagedachtenis aan de Seneca Falls conventie werd in 1948 een postzegel uitgegeven waarop Lucretia Mott samen staat afgebeeld met Cady Stanton en Carrie Chapman Catt. In het Capitool staat een permanent beeldhouwwerk op een prominente plaats met Lucretia Mott, Cady Stanton en Susan Anthony.
Met dank aan Wikipedia.