14 december, 07.15 uur
Met een rammelende boodschappentrolley vol met stokbroden loop ik door de langzaam ontwakende straten van Calais. Ik bedenk dat het mooi is dat er rondom alle Catholic Workerhuizen die ik ken ‘engelen’ lijken te zijn die voor het dagelijks brood zorgen. In Amsterdam belt er één ’s avonds aan met een vuilniszak vol broden, in Calais heeft de engel de vorm aangenomen van een oudere mevrouw die een deel van haar appartement beschikbaar stelt voor vrijwilligers en waar elke ochtend een tas vers Frans brood voor de deur ligt. Net als in Amsterdam zijn er in Calais niet alleen brood-engelen, maar ook engelen die taalles komen geven, of een groepje creatieve-therapeuten dat elke week een middag langs komt.
15 december, 19.30 uur
De bel gaat. Er schuiven een paar nieuwe jongens aan bij de avondmaaltijd. Na wat passen en meten zitten we met ruim 25 mensen om de tafel in de kleine eetkamer. De ruimte vult zich met geanimeerde gesprekken in het Tigrinya en Amhaars. Na het eten raak ik in gesprek met twee vrienden van 16 jaar uit Eritrea. Alleen naar Europa gekomen, leven ze nu op straat, aan hun lot overgelaten. Als ik vraag wat hun dromen zijn voor de toekomst, vertellen ze dat ze graag naar school willen. Zoals deze jongens zijn er nog vele andere tieners in Calais, veelal uit Eritrea en Afghanistan.
16 december, 20.30 uur
Zoals elke dag heb ik vandaag al drie keer in de kapel gezeten voor het gebed, samen met broeder Johannes en een Franse zuster. Maar het vierde gebed van de dag is het meest bijzonder. Dan zit de kapel namelijk vol met Eritrese en Ethiopische jongemannen, en leiden zij volgens Ethiopisch-orthodox gebruik het gebed. Ik versta er niets van, maar voel me verbonden als we samen staan, zitten, knielen, kruistekens slaan en klappen op het ritme van de liederen. De kapel is voor een deel ingericht op orthodoxe wijze, met fel gekleurde iconen van Maria en de Drie-eenheid. De volgende ochtend vindt Johannes één van de jongens slapend in de kapel, met een houten kruis in zijn armen. Hij had last van nachtmerries en voelde zich veiliger in de kapel dan in zijn bed.
18 december, 10.00 uur
Vandaag ben ik op pad met Caritas. We rijden rond in een busje op zoek naar (groepjes) migranten en stoppen dan om water en warme thee uit te delen, en te vragen hoe het gaat. Een 80-jarige zuster heeft bonbons meegesmokkeld om bij de thee uit te delen. Eten uitdelen aan migranten is sinds kort streng verboden en vrijwilligers die hulp proberen te bieden worden vurig tegengewerkt en zwart gemaakt door de burgemeester van Calais. Een van de plekken waar we in gesprek raken met een paar mannen wordt ‘het groene hotel’ genoemd: een stukje open gras tussen wat bomen naast de snelweg. Er liggen pannetjes, resten van een vuurtje en hulzen van traangasbommen. We horen dat de oproerpolitie vannacht langs is geweest om mensen weg te jagen en hun weinige bezittingen te vernielen. Een van de mannen gebruikt onze fles water om het traangas uit zijn ogen te spoelen. Door het onnodige en buitenproportionele geweld van de oproerpolitie worden de migranten in Calais bevestigd in hun idee dat een asielverzoek in Frankrijk geen optie is. Zij wagen hun leven om in Engeland te komen. De mensensmokkelaars zijn de enigen die profiteren van het politiegeweld. Alleenstaande minderjarigen die familie hebben in Engeland hebben legale routes voor hereniging, maar in de praktijk wordt dit vaak niet geregeld. Mensenrechtenorganisaties waarschuwen dat deze kwetsbare tieners makkelijk onopgemerkt in situaties van moderne slavernij belanden.
18 december, 20.00 uur
Met zeven jongens zijn we bij een expositie waar tekeningen hangen die zijn gemaakt door migranten in Calais. De traangasbom die we eerder buiten vonden hebben we omgetoverd tot een confronterend kunstobject. Op de tekeningen komen heftige situaties voorbij: afschuwelijke martelingen in Libische gevangenissen, bombardementen in Soedan, veel mensen op een klein bootje. De 20-jarige Filémon wijst naar een tekening en zegt dat hij de persoon tegenover hem gemarteld heeft zien worden in de gevangenis. De andere helft van de tekeningen gaat over Calais en de UK. Poppetjes die in vrachtwagens klimmen, politiewagens in de verte naderend. De Engelse vlag met prikkeldraad eromheen. Het doet me goed om te zien dat er ook een groep inwoners in Calais is die ziet dat de migranten in hun stad gewone mensen zijn met dromen, mensen die je kan leren kennen, en van wiens veerkracht we kunnen leren.
19 december, 14.00 uur
Samen met een vriendelijke Eritrese leeftijdsgenoot zit ik nu al meer dan een uur in de wachtkamer van een medische hulppost. Zijn verband moet verwisseld worden. De wachtkamer zit vol Afghanen met drie lagen kleding aan. Van een vrijwilliger van een andere hulporganisatie hoor ik dat de nood-winteropvang van vorige week op bevel van de lokale overheid gesloten is en dat alle slaapzakken en eigendommen van mensen die daar sliepen weggegooid zijn. De man naast mij krijgt te horen dat hij na het douchen zijn kleding moet wegdoen in verband met het tegengaan van schurft. Als we thuiskomen drinken we thee met veel suiker en sluiten we aan bij een kaartspel. We maken grappen in gebrekkig Engels en ik ben dankbaar dat dit een warm thuis is om naar terug te komen, zowel voor vluchtelingen na een lange reis, als voor mij deze week.
20 december
De dagen zijn eigenlijk vrij overzichtelijk. We bidden en we werken in het huishouden, en dat is een hele dagtaak met 20 tieners en jongvolwassenen in huis die véél eten, véél zand onder hun schoenen hebben, véél wasgoed produceren en afval scheiden een buitenaards concept vinden. Aan het einde van deze week realiseer ik me dat mijn leven in het Jeannette Noëlhuis niet zo hectisch is als ik soms denk en dat het fijn is dat er bij ons geen mensen in de badkamer slapen wegens ruimtegebrek. In Calais blijkt maar weer dat gastvrijheid kan zorgen voor wonderbaarlijke vermenigvuldiging van eten, slaapplekken en gezelligheid. En dat allemaal in een doodgewoon rijtjeshuis.
Voor meer informatie over het Maria Skobtsova huis in Calais: https://mariaskobtsova.org