Ik ben geboren in Ethiopië, in een boerenfamilie met acht kinderen. We woonden met mijn ooms en hun gezinnen naast elkaar en werkten samen op het land.
Ik herinner me dat ik eens studeerde bij het licht van de volle maan. De volgende dag had ik een examen, maar de kerosine in de lamp was op. Overdag hadden we geen tijd: als we terugkwamen van school, moesten we meehelpen. We maakten gras in voor de koeien, maaiden, of ploegden (met ossen). Dus in de nacht studeerde ik bij het licht van de volle maan. Die keer haalde ik een tien.
Onderdrukking
Op mijn achttiende ging ik naar de universiteit, en ik kwam in contact met een partij in de oppositie. We spraken over de onderdrukking van onze bevolkingsgroep en leerden hoe geweldloos te protesteren. Mijn familie had al iemand verloren, de oudste zoon, van wie we na zijn gevangenneming niets meer gehoord hebben, meer dan 25 jaar geleden. Maar ik geloofde dat het juist was om te strijden tegen de onderdrukking.
Bij het afstudeerfeest werden we gearresteerd. Na drie maanden kwam ik vrij, en ik vond een baan in een fabriek, ver weg van de stad. Daar werkte ik meer dan tien jaar. Ik probeerde de mensen die in de buurt leefden te helpen, en weer werd ik ervan beschuldigd iets tegen de overheid te doen. Inmiddels had de politie me een waarschuwing gegeven om niet meer te komen naar de regio waar ik vandaan kom.
Weg
Gelukkig kon ik een aanstelling krijgen bij de universiteit. In die tijd trouwde ik ook. Als docent sprak ik veel met studenten en stafleden, ook over de situatie in het land. Eens protesteerden studenten voor de Amerikaanse ambassade, omdat de overheid met hulp van hen (en andere westerse landen) wapens kocht waarmee onze mensen gedood werden. De meesten van hen werden gevangen gezet.
Een voor een zag ik verschillende vrienden opgepakt worden, aan hun einde komen, of vermist raken, en zelf werd ik ook in de gaten gehouden. Uiteindelijk zag een kans om legaal naar Nederland te komen. Daar heb ik asiel aangevraagd.
Afgewezen
Ik moest een jaar wachten. Toen ik in het laatste asielzoekerscentrum zat, in Grave, vertelden ze me: “Ga terug naar je land”. Ik zei: “Ik kan niet teruggaan”. Ze gaven me 28 dagen. Toen ging ik naar Vluchtelingenwerk, omdat ik nergens anders heen kon. Na veel zoeken kon ik terecht bij het Noëlhuis, precies de dag dat ik weg moest. Ik was gered.
Als je je land verlaat, laat je alles achter om in veiligheid te komen: het land waar je bent opgegroeid, je ouders, cultuur, welk beroep je ook hebt, alles laat je achter. Je verwacht dat iemand je zal helpen, en dan sturen ze je weg. Dat was heel erg moeilijk. En ik ontwikkelde een soort haat, begon te geloven dat mensen wreed zijn.
Dat was heel moeilijk. Maar gelukkig, dankzij God, is dat ook weer veranderd: er is menselijkheid, mensen zijn ook goed. Het Noëlhuis gaf me nieuwe hoop, zelfs het verlangen om anderen te helpen. Want dat is wat je hier ziet: mensen zijn aardig, en helpen niet alleen, maar je leeft ook samen het leven, hoe alles ook is.
Zelfzucht
Eigenlijk kun je de wereld niet veranderen, maar het is een wens. Het grootste probleem is dat mensen voornamelijk heel egoïstisch zijn en de meesten hun menselijkheid hebben verloren. Ze willen meer, rijkdom en geven niet om anderen. In het bijzonder in Afrika. Als ze macht krijgen, gebruiken ze het om meer te vergaren voor zichzelf en hun familie.
Als mensen niet zo zelfzuchtig zijn en zouden proberen de middelen van het land zo eerlijk mogelijk te verdelen, denk ik dat de mensen niet zo zouden lijden en vechten. Ik zie uit naar een wereld waar alle mensen in vrijheid, gelijkheid en liefde leven, zonder dat iemand een ander onderdrukt.
Onbegrip
Ik denk dat de Nederlandse overheid de omstandigheden in ons land niet begrijpt. Ze zijn er goed in om erg democratisch en aardig te lijken, maar in werkelijkheid is er grote ongelijkheid. De mensen aan de macht zijn enorm rijk – zo rijk als er in Europa zelfs maar een paar zijn – terwijl de meesten niet eens basisbehoeften als drinkwater hebben.
Hoop
Het meest hoop ik dat de situatie in mijn land verandert en ik terug kan gaan, samen met mijn gezin. En anders hoop ik, hoe of waar dan ook, met mijn vrouw en kind te leven in veiligheid.