In mijn jeugd kreeg ik mee dat Maarten Luther een held was en dat zijn kritiek terecht was. De kerk van zijn tijd geloofde dat de genade van God afgekocht kon worden door ‘goede werken’ te doen of aflaten te kopen. Daarmee kon je rekenen op een ticket naar de hemel. Dit stond natuurlijk haaks op het echte evangelie, waarin God geen goede werken wilde zien, maar enkel en alleen geloof in het offer van Jezus. Dan kwam het goed met je.
Protestants als ik nog steeds ben, voel ik me nu katholieker dan ooit. Hoe heeft het zover kunnen komen? Het antwoord ligt deels in de inspiratie van een uiterst vrome katholieke vrouw die leefde in de 20e eeuw: Dorothy Day.
Fascinatie voor heiligen
Dorothy Day werd geboren in 1897 in Brooklyn. Als kind werd ze gedoopt in de Episcopaalse kerk, maar daar bleef het bij wat betreft haar religieuze opvoeding. En toch: God achtervolgde haar, zo heeft ze het zelf eens omschreven. Als jong meisje al had ze een fascinatie voor de heiligen, over wie ze hoorde vertellen door haar gelovige buurkinderen. Ze vroeg zich af waarom er bij haar thuis niet gebeden werd. Zelf nam ze het initiatief en devoot knielde ze ’s avonds neer naast haar bedje. Het was een fase. Als jong volwassene raakte Dorothy in de ban van een radicaal leven, vol protest en engagement. Haar beste vrienden waren communisten en anarchisten, van wie ze leerde dat godsdienst het opium van het volk was. Ze werkte als journaliste in New York en schreef voor verschillende radicale krantjes.
Eenzaamheid
Maar Dorothy kon haar religieuze neigingen nooit helemaal onderdrukken en ‘stiekem’ stapte ze nog vaak een kerk binnen. De God van haar jeugd had haar niet verlaten. Haar zwangerschap deed een nieuwe verwondering over de schepping en een verlangen naar God ontwaken. Dorothy besloot toe te treden tot de Rooms-Katholieke Kerk. Zoals Luther de kerk probeerde te hervormen, zo probeerde Dorothy haar toenmalige man, die niets van de kerk wilde weten, te veranderen. Het liep – net als bij Luther – uit op een scheiding. Ook betekende haar toetreding tot de kerk het einde van vele vriendschappen die ze door de jaren heen had opgebouwd. De overstap naar de kerk – een instituut dat toch vooral onderdeel van de onrechtvaardige status quo was – werd door velen als verraad gezien. Waar het deelnemen aan de mis Dorothy altijd diepe vreugde bracht, voelde ze zich eenzamer dan ooit, toen ze plaatsnam in de kerkbanken. Deze eenzaamheid is ze nooit kwijtgeraakt, maar het duurde niet lang voordat ze een nieuwe gemeenschap vond, die zowel haar leven als het leven van vele anderen voorgoed veranderde.
Nadat Dorothy toetrad tot de katholieke kerk, bevond ze zich in een spagaat. Hoe kon ze de radicale geëngageerde Dorothy, die demonstreerde en in opstand kwam, ooit verzoenen met de vrome spirituele Dorothy, die dagelijks bad en naar de mis ging? Dat bidden bleef ze stug doen, hopend op een uitweg. Haar gebed werd verhoord. In 1932 stond er ene Peter Maurin voor haar deur, een praatgrage filosoof, die later door Dorothy vergeleken werd met Paulus; die kon ook net zolang blijven preken totdat er mensen in slaap vielen. Dorothy viel echter niet in slaap, maar luisterde aandachtig. En wat ze hoorde, beviel haar.
Concrete navolging
Op 1 mei 1933 zag de eerste editie van de Catholic Worker, onder redactie van Dorothy Day en Peter Maurin, het licht: een krant waarin ze hun ideeën verspreidden over het concreet navolgen van Christus, in solidariteit met de allerarmsten. Elk huis zou eigenlijk een ‘Christuskamer’ moeten hebben, zo vonden zij. In Matteüs 25 identificeert Christus zich met de vreemdeling, die op zoek is naar onderdak. Alles wat voor die dakloze vreemdeling gedaan wordt, wordt voor Christus gedaan.

De ideeën van Dorothy en Peter waren niet vrijblijvend. Op een dag stond de eerste dakloze voor de deur, die ergens iets had opgevangen over het idee van ‘huizen van gastvrijheid.’ Oeps. Nu kwam het erop aan. Het ‘kantoor’ (de keukentafel van Dorothy’s broer en zijn vrouw bij wie Dorothy en haar dochtertje inwoonden) van de Catholic Worker werd inloophuis , waar eten en warme koffie werden uitgedeeld. Al spoedig ging het eerste huis van gastvrijheid van start.
Liefdadigheid was echter niet genoeg voor Dorothy Day. Armen moeten niet alleen geholpen worden, armoede zelf moet worden aangepakt. “Onze problemen komen voort uit onze acceptatie van dit smerige tot op het bot verziekte systeem.” De Bergrede was haar leidraad en dit bracht haar ook tot een pacifistisch standpunt, zelfs tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Catholic Workerbeweging nam in de jaren ’60 het eerste initiatief voor demonstraties tegen de Vietnamoorlog. Dit pacifisme werd haar niet altijd in dank afgenomen en tijdens de Tweede Wereldoorlog riep het zoveel woede op dat medekatholieken de Catholic Workerkrant uit protest verbrandden.
Meerdere malen eindigde Dorothy in de gevangenis als gevolg van haar getuigenissen voor vrede en gerechtigheid en binnen de kerk was ze dan ook een controversieel figuur. Desalniettemin is ze na haar dood in 1980 “de meest invloedrijke, interessante en significante figuur” in de geschiedenis van het Amerikaanse katholicisme genoemd. Op dit moment bestaan er meer dan 130 huizen van gastvrijheid, die onderdeel zijn van de Catholic Workerbeweging in de hele wereld.
Hemel op aarde
Als ik nadenk over mijn huidige geloofsleven en mijn bewondering voor Dorothy Day vraag ik me weleens af waar dat oude protestantse ‘door genade alleen’-geloof is gebleven. Ineens lijkt er van alles te moeten. Maar het zou onzin zijn om van Dorothy de katholiek te maken waar Luther tegen zou ageren. Ze was geen ticket naar de hemel aan het kopen, maar was zo geraakt door Gods genade dat ze de hemel op aarde zag, zelfs op de meest lelijke plekken. Ik kan niet meer zonder haar inspiratie.
Was Dorothy Day een hervormer? Voor mij in ieder geval wel. Haar leven heeft mijn geloof daadwerkelijk ‘hervormd.’ Ook binnen de kerk van haar tijd bracht ze een tegengeluid, met name op het punt van geweldloosheid. Het kan geen toeval zijn dat er binnen de katholieke kerk steeds meer vraagtekens geplaatst worden bij het idee van een rechtvaardige oorlog.
Toch wilde Dorothy zelf geen hervormer genoemd worden. Ze was zelfs uiterst loyaal aan de kerk en als de bisschop aan haar zou hebben gevraagd te stoppen met het verspreiden van haar krantje, dan had ze dat nog gedaan ook (in de hoop dat anderen het werk zouden voortzetten, dat dan weer wel). Ze wilde de kerk niet hervormen, maar dat doen waar de kerk van meet af aan voor bedoeld was. Eén van haar bekendere uitspraken is: “Noem mij geen ‘heilige.’ Op zo’n makkelijke manier wil ik niet aan de kant gezet worden.” Dorothy wilde geen heilige zijn, omdat daarmee gesuggereerd zou worden dat zij dingen kon doen die anderen niet zouden kunnen. Dat vond ze onzin: we zijn allemaal geroepen om heiligen te zijn. En dat klinkt dan misschien weer heel protestants.
