Drie weken terug vierden we dat hij 20 werd. Hij doet een kapperscursus, wat goed te zien is aan de figuren in zijn zwarte stekeltjes. Hij kookt goed. Doet veel fitness. Dus gespierde armen en schouders. En soepel van geest pikt hij spelenderwijs het Nederlands op.
We zitten aan tafel en eten druiven en brood met zatar, olijfolie tot een papje gemengd met sesamzaadjes en gedroogde blaadjes tijm. Typisch Palestijns. Met z’n drieën, hij, zijn vriend Ali en ik, Albert, vrijwilliger van het Noëlhuis. We vertellen over onze treinreis naar het aanmeldcentrum van de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) in Den Bosch.
Enkele weken terug is Yasser verhuisd. Na vier maanden bij ons woont hij nu in het nieuwe AZC in de torens van de voormalige Bijlmerbajes. Ali woont er ook. “Maar het is geen gevangenis hoor! Wij zijn niet gevaarlijk!”
Veel ‘Jeannette Noëllers’ hebben hem daaral bezocht en zijn kamertje gezien, met koelkast, televisie, toilet en wastafeltje.
Een eigen kamer gelukkig, omdat hij slecht slaapt en pillen moet slikken tegen zijn post-traumatisch stress-syndroom. Want in Benghazi, Libië, probeerde een strijdgroep hem te laten meevechten. Door zijn weigering werd hij geschopt, geboeid en opgesloten “in een kamer met dode mensen”. Zeventien was hij toen. Twee oudere broers en zijn jongere zus zijn spoorloos. Hun huis is kapot geschoten. Zijn ouders leven nog, maar zijn oud en ziek. Die zijn ruim 20 jaar terug uit Rafah, Gazastrook, gevlucht naar Libië.
Zijn advocaat en zijn PTSS-specialist van Stichting Equator halen alles uit de kast om de IND te overtuigen hem te naturaliseren. Maar al twee keer is de procedure verlengd. Waar kan hij heen als ‘statenloze’? Naar Palestina, naar Libië? Is het geen zondige traagheid dat hij jaren moet wachten en zijn hand ophouden?
“AZC goed, IND moeilijk”, vat hij samen. Overmorgen zie ik hem weer.