Het Jeannette Noëlhuis is eigenlijk noodgedwongen in de Bijlmermeer beland. Er was eind jaren tachtig een enorme leegstand. Toen we in die periode iets zochten in Amsterdam, konden we al na een maand terecht in een grote flatwoning in een van de bekende honingraatflats. Ik was aanvankelijk een beetje huiverig voor onze nieuwe buurt. Maar ik viel al snel voor de kleurrijke charme: de exotische winkeltjes, de geuren en klanken en swingende sfeer zodra het maar een beetje mooi weer werd. De buurt was een ideale plek om een gemeenschap te beginnen met huisgenoten uit alle mogelijke culturen. We gingen gewoon op in de multiculturele massa.
Stadsvernieuwing
De Bijlmermeer had ook haar schaduwkanten: armoede, drugsproblematiek, vandalisme en onveiligheid. We hebben die heftige kanten van onze buurt van nabij meegemaakt. De beslissing van de gemeente Amsterdam aan het begin van de jaren negentig om de wijk grondig te renoveren is daarom begrijpelijk. Er was een te grote concentratie van arme huishoudens. Een betere mix van verschillende sociale klassen komt de leefbaarheid ten goede. Het betekende wel dat we twee keer moesten verhuizen, omdat de flat waarin we woonden moest worden afgebroken. Uiteindelijk kwamen we in 2005 terecht op de huidige locatie in de Dantestraat, in de meest noordelijke hoek van de Bijlmer.
Door de financiële crisis van 2008 stagneerden de ontwikkelingen op de Amsterdamse woningmarkt enkele jaren. Maar vanaf ongeveer 2010 begon zich een transformatie te voltrekken – ook in onze wijk – waar we soms met open mond naar keken. Uit een lange lijst voorbeelden, noem ik enkele uit de nabije omgeving van ons huis:
- Het sombere kantorenpark bij station Diemen Zuid (een paar honderd meter oostelijk van ons huis) is sinds 2014 een studentencampus, met een ‘grand café’, restaurantjes, kleine supermarkt en enkele andere voorzieningen waar studenten druk gebruik van maken. In de buurt zijn ook een groot aantal containerwoningen voor studenten geplaatst, zodat onze buurt nu de grootste concentratie studenten telt van de hele stad.
- Pal oostelijk van deze studentenwijk verrijst sinds 2016 Holland Park, een woonwijk vol luxe flatgebouwen, grachten en hofjes, ontworpen door een prestigieus architectenbureau.
- Als klap op de vuurpijl, heeft in 2017 een grote hotelketen aan de rand van het kantoorterrein tegenover ons huis een vestiging geopend. Weliswaar een budgethotel, maar toch. Sindsdien is in onze straat regelmatig het rammelende geluid te horen van rolkoffers.
Nog maar enkele jaren geleden zouden we in lachen zijn uitgebarsten als iemand had gezegd dat de Bijlmer “alles in zich heeft om een toeristische trekpleister worden.” Laat dat nu precies zijn wat burgemeester Halsema onlangs zei over onze wijk. “Het Brooklyn van Amsterdam, zonder de bijbehorende huizenprijzen.” De komende jaren worden hier duizenden nieuwe woningen gebouwd, óók in het hogere segment.
Gentrificatie
Halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw hoorde ik de term ‘gentrificatie’ voor het eerst. Ik woonde enige tijd bij de Catholic Worker in de Lower East Side van New York – vanouds een arme volkswijk, waar in die periode veel gebouwen leeg stonden. Krakers en kunstenaars stroomden toe, knapten gebouwen op en op braakliggende stukjes legden zij stadstuintjes aan. In hun kielzog kwamen later de hippe winkeltjes, cafés en restaurants. De huizenprijzen schoten omhoog. Toen ik in de jaren negentig de buurt weer bezocht, keek ik mijn ogen uit. De buurt was totaal ‘verhipt’. De Catholic Worker is er nog steeds, maar nu als vreemde eend uit vervlogen tijden toen The Bowery nog dé daklozenbuurt van New York was.
Hoe gaat zo’n proces van gentrificatie in zijn werk? Ik ga te rade bij Victor Budke, eindredacteur van ons parochieblad Saamhorig. Hij heeft als stadsgeograaf jarenlang gewerkt voor de gemeente Amsterdam en volgt nu hij met pensioen is de ontwikkelingen in de stad nog altijd op de voet. Hij licht toe dat gentrificatie een proces is waarin steeds meer kapitaalkrachtige bewoners zich vestigen in bepaalde buurten, waardoor armere bevolkingsgroepen worden verdreven. In de eerste fase vestigen pioniers zich in een bepaald stadsdeel waar woningen nog goedkoop zijn. In een volgende fase volgen niet alleen mensen die zien hoe een buurt aantrekkelijker wordt, maar ook investeerders die zien dat het kopen van de woningen of bedrijfspanden in die buurt een goede investering is. Het gevolg is dat de prijzen stijgen. In de derde fase komen de kapitaalkrachtige investeerders (investeringsbedrijven, projectontwikkelaars, etc.), die panden opkopen omdat ze verwachten daarmee flinke winst te kunnen maken. Slot van het liedje is dat de originele bewoners en de pioniers uit de wijk worden gedreven, omdat zij de verhoogde huurprijzen niet meer kunnen betalen.
Ik kan me niet onttrekken aan de gedachte dat wij als Catholic Worker tot de ‘pioniers’ van gentrificatie behoren. Om maar iets te noemen: door de geveltuintjes die we op verschillende plekken hebben aangelegd, oogt de Dantestraat een stuk attractiever dan voorheen. Dragen wij onbedoeld bij aan een proces waardoor onze buurt op den duur onbetaalbaar wordt voor veel van onze buren?
Durfinvesteerders
Uit Victor’s betoog begrijp ik dat gentrificatie een behoorlijk gecompliceerd proces is waarbij allerlei verschillende partijen zijn betrokken: individuele kopers, woningcorporaties, de overheid en grote investeringsbedrijven. In de VS verlopen de processen op onbehouwen manier, omdat daar nauwelijks regulering is en huren van de ene op de andere maand omhoog kunnen schieten. In Nederland speelt de overheid een veel grotere rol bij veranderingsprocessen in de stad. Hier hebben veel gemeentebesturen een beleid om te zorgen voor gemengde wijken met sociale huurwoningen, middenhuur en duurdere woningen door elkaar heen.
Feit is echter wel dat ook in Nederland de overheid al decennialang een terugtrekkende beweging maakt, waardoor de woningmarkt steeds meer speelbal wordt van grote investeerders. Vorig jaar zag ik tijdens een filmfestival de documentaire Push. Deze gaat over de mistige wereld van durfkapitalisten, speculanten en huisjesmelkers. De documentaire schetst hoe durfinvesteerders als grote winnaars tevoorschijn kwamen uit de financiële crisis van 2008. De rentestanden waren laag, er was heel veel geld en men ging op zoek naar sectoren waar op veilige manier een degelijk rendement te behalen is. Veel veiliger dan de woningmarkt krijg je het niet. Verbijsterend is dat Blackrock, een van de grootste investeringsbedrijven ter wereld, vlak na de financiële crisis overal ter wereld goedkope woningen begon op te kopen, deze opknapte en ogenblikkelijk de huren fors verhoogde. Blackrock is binnen acht jaar uitgegroeid tot de grootste woningeigenaar ter wereld.
Dysfunctioneel
Victor vertelt me tot mijn grote schrik dat onze pensioenfondsen, die per definitie streven naar goede rendementen, zaken doen met bedrijven als Blackrock. Ik draag met mijn pensioentje bij aan een dysfunctioneel immoreel systeem! De Nederlands-Amerikaans sociologe en econome Saskia Sassen vergelijkt in Push grote investeringsbedrijven als Blackrock met aasgieren, die zich vooral in tijden van crisis op de markt storten om zoveel mogelijk winst te maken. Dat is na de laatste financiële crisis dus goed gelukt. De omzet van Blackrock in 2019 was 14,5 miljard dollar. Dit soort bedrijven zijn zo machtig dat individuele landen nauwelijks nog een vuist kunnen maken.
Wanneer keert de wal het schip? Professor Sassen is van mening dat het besef hoe immoreel het huidige systeem is, nu eindelijk begint door te dringen, ook onder politici. Is de coronacrisis een kantelmoment? En welke kant kantelt het dan op? Ik moet denken aan de woorden uit het boek Deuteronomium over de keuze tussen leven en dood, zegen en vloek. “Kies dan het leven, dan zult gij met uw nakomelingen het leven bezitten.” Het leven kiezen: dat heeft voor mij te maken met verbindingen tot stand brengen tussen mensen, met solidariteit en omzien naar elkaar, met verbondenheid koesteren met de schepping. Wie weet helpen onze geveltuintjes daarbij toch een heel klein beetje.