Ik groeide op in Sierra Leone, in een klein dorpje in de buurt van Kabala. Er waren ongeveer zes huizen. Overdag hielp ik mijn vader op de boerderij. Hij was een populair en machtig man. Hij was ook imam; hij leerde anderen uit de Koran en bad met ze. Hij geloofde op een traditionele manier.
God dank, ik leef!
Op een gegeven moment kreeg ik een relatie met een man uit een ander dorp. Toen mijn vader dat hoorde, was hij woest. Ik werd naar een andere plaats gestuurd om rijst te malen. Toen ik een tijd later weer naar huis ging, zag ik dat er veel mensen bij ons verzameld waren. Ik dacht dat er iemand overleden of geboren was, zo gaat dat bij ons in het dorp. Toen ik mijn vader opmerkte, zag ik hem schreeuwen. Hij riep dat hij mij zou doden. Ik weet niet of hij het echt meende, maar toen ik dichterbij kwam, ging hij naar binnen, pakte zijn geweer en opende het vuur op mij. Ik zou dit liever niet vertellen, maar het is de waarheid.
Mijn kleinere broer pakte me op en sleepte me naar het bos. Mijn vriend bracht me naar het ziekenhuis, maar daar werd ik niet geholpen, omdat ze eerst een onderzoek wilden naar wat er gebeurd was. En Afrika is niet als Europa: als je wordt gestigmatiseerd en naar de politie gaat, wordt je opgesloten. Je wordt gediscrimineerd. Dat is het probleem, er is geen vrijheid. Maar God dank, ik leef!
Daarom ben ik gevlucht, met hulp van mijn vriend. We gingen eerst naar Ghana en toen naar Libië. In het hotel waar we verbleven ontdekten mijn broer en ik plotseling dat we alleen gelaten waren. Ons geld raakte op en we stonden op straat. Toen pakten rebellen ons op en brachten ons naar een gevangenis.
Een poos later viel een andere rebellengroep de gevangenis aan. Sommige gevangenen kwamen om, anderen raakten gewond. Ik kreeg een kogel in mijn been, waar ik tot in Nederland mee heb rondgelopen. Maar het ergste is: ik heb mijn kleine broer hierna nooit meer gezien. Mijn broer mis ik enorm. Ik ben naar het Rode Kruis gegaan en heb hem opgegeven als vermist. Ze zijn gaan zoeken in Libië, maar toen bleek dat de gevangenis geen staatsgevangenis was, konden ze niets doen. Ik denk vaak aan hem, en dan ben ik ongelukkig. Maar als ik jullie allemaal om me heen zie, word ik weer blij. Hopelijk zal ik hem ooit vinden!
Vechten en ik kwam boven
Uiteindelijk kwam ik in Nederland terecht. Na zes maanden in het asielzoekerscentrum was ik zonder huis, omdat ik hier nog geen aanvraag mocht doen. Ik sliep in een park in Utrecht, maar mijn been bleef pijn doen. Toen kwam ik via STIL in het Noëlhuis. En ik ontmoette goede mensen, aardige mensen. We zijn broer, zus, moeder, vader …, iedereen is mijn familie. Daar ben ik zo dankbaar voor
In het begin was ik heel gestresst. Na de operatie ging het beter, langzaam veranderde mijn leven, ook al denk ik vaak aan mijn broer.
Ik herinner me dat we met het Noelhuis naar het strand gingen. Ik was nog nooit op het strand geweest, ook niet in mijn land. Het was zo goed om samen plezier te maken! Voor het eerst zat ik op een bananenboot, en toen viel ik in het water en dacht dat mijn laatste uur geslagen had! Vechten, vechten, vechten, en ik kwam boven. Ik heb zoveel geleerd!
Iemand worden
Ik zie een mooie toekomst voor me, want ik heb die vastberadenheid om te doen wat nodig is en de verantwoordelijkheid om het te willen. Wanneer je vastberaden bent, heb je een droom en passie om achteraan te gaan. Ik ben een jonge man en heb een lange weg te gaan, maar ik hoop in de toekomst iemand te worden. Daarin vertrouw ik God. Je bestemming kan vertraagd worden, maar nooit veranderd.
Na de lascursus die ik deed, wil ik meer leren over elektriciteit, zodat ik beter zorg kan dragen voor het lasgereedschap. Het ASKV laat het me weten als er een cursus begint. En ik wil ook een cursus eerste hulp volgen, om anderen te kunnen helpen.
Het is moeilijk voor me nu, maar ik ga niet achterover leunen, anders zal het probleem me overmeesteren. Ik moet ertegen vechten, sterk zijn en een weg vooruit vinden. Want er zijn geen vader, moeder, of andere vrienden die me vroeger hielpen. Dus als jullie me omhoog duwen, moet ik ook mijn best doen om omhoog te gaan.
Ambassadeur
Als ik de kans zou krijgen, zou ik willen dat mijn geaardheid welkom is in heel de wereld, inclusief mijn land natuurlijk. Ik zou een ambassadeur willen zijn voor de acceptatie van biseksuelen, lesbiennes en homo’s. Maar nu heb ik er geen kans toe, geen recht op, geen autoriteit voor. Later zou ik hiervoor willen opstaan.
Het is zo anders hier in Nederland, België, Europa dan in Afrika. Als ze daar weten dat je anders bent, heb je het echt heel moeilijk. Hoe dat daar zou kunnen veranderen? Het hangt van de overheid af. Of nee, meer van de mensen. Want de overheid kan gelijkheid omarmen, en dat gebeurt ook – er zijn zelfs plannen daarvoor in Sierra Leone. Maar de mensen zeggen: nee, dat is taboe. Streng religieuze mensen zeggen dat. Ik weet niet hoe dat moet veranderen. Maar ik hoop dat langzamerhand bij steeds meer mensen de ogen geopend worden, en dat ooit iedereen ons accepteert.