De weigerende monnik
Pieter (1940) heeft een bijzonder levensverhaal. De tweede wereldoorlog en de watersnoodramp in 1953 kan hij zich nog levendig herinneren. Hij groeit op in een intellectueel, agnostisch, ‘antiklerikaal’ gezin in Bergen op Zoom en doorloopt het gymnasium. Pieter vertelt: “En toen liep ik – BAM – tegen de monniken aan. Zeven keer per dag de lofzang op de schepping, op het goede, op de waarachtigheid. En daar heb ik me aan gewaagd.”
Op zijn 20e treedt hij in bij de Benedictijnen in Oosterhout. Pieter studeert theologie en filosofie in Tilburg maar vertelt zijn abt dat hij naar het klooster gekomen is om de trap te vegen en de koeien te melken. “Voor de stilte, de lofzang en de totale eenvoud.” Dat was bijna dienstweigering, want met zijn vooropleiding kwam hij op de lopende band te staan voor de priesterwijding.
Achteraf snapt hij goed wat eronder lag, dat hij zich daar zo tegen verzette. Pieter noemt het een noodzaak dat de monniken-roeping los staat van het priesterambt. Hij legt uit dat kloosters in de loop van de geschiedenis een elite positie kregen; het waren plekken met grootgrondbezit, culturele en religieuze centra, dus moest iedereen die priester wilde worden daar naartoe voor een opleiding. In de tijd van het Tweede Vaticaanse Concilie was ‘ontkoppeling van het celibaat’ een veelgehoorde kreet. Pieter pleit voor de ‘ontkoppeling van het ambt’: de ambtsdienaren in de kerk moeten net zo goed niet celibatair door het leven kunnen gaan, én de celibataire monniken moeten geen ambt hebben. “Maar het probleem is niet opgelost” , besluit Pieter zijn betoog.
De tuinierende psycholoog
Maar na het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965) bruist alles en sporen zijn universiteitsdocent en abt hem aan om psychologie te gaan studeren. Na 14 maanden weigeren stemt Pieter ermee in, onder andere door gesprekken met broeder Jan Fentener van Vlissingen uit Taizé, die zelf psycholoog is en hem overtuigt van de noodzaak.
Pieter vertrekt naar Leuven en wordt met open armen ontvangen. “Spiritualiteit in deze tijd zonder psychologie, zonder menswetenschappen, is onzin” , verklaart Pieter. Na zijn tijd in Leuven werkt hij in de gastenontvangst van het klooster in Oosterhout en brengt hij zijn dagen voor een groot deel door in de spreekkamer. Hij heeft veel contact met daklozen. Daarnaast houdt hij zich bezig met de tuin en de boomgaard en ontwikkelt hij glazuren voor de pottenbakkerij.
Stacaravan
Het was 1999. “Op een dag werd ik wakker en wist ik: ik moet weg uit het klooster. Het was een feit.” In goed overleg met de andere broeders is Pieter vertrokken. Als monnik woonde hij daarna vier en een half jaar in een ruïne van een stacaravan, in de bossen. Hij ging werken in een groot asielzoekerscentrum. Pieter vertelt: “Dat was een subliem team. We stonden een keer huilend in het bos: ‘Rita Verdonk is verschrikkelijk, en wat wij hier doen als werk is totaal fout. Maar als wij hier morgen weg gaan en er komen anderen, dan doen zij het niet uit hun hart, dus we blijven.” Uiteindelijk is het AZC gestopt en ging Pieter in Bergen op Zoom daklozen werk doen. Daar woont hij nu nog. In 2004 heeft hij formeel afscheid genomen van het klooster in Oosterhout.
Eenvoudigweg zijn
Sinds de jaren ’90 leest Pieter de nieuwsbrief van het Noëlhuis en doneert af en toe. Maar in 2013 komt het Noëlhuis echt in beeld. Hij schrijft een briefje, komt een paar keer langs. “Ik was toen op dat moment totaal zonder toekomst en structuur. Heerlijk, maar zwaar. En daar was Margriet: dat ik was ingepland om mee te gaan met de huisvakantie. En daarna Frits: dat ik het maar eens moest komen meemaken in het huis. En zo ben ik een paar keer komen logeren. In het najaar van 2013 zeven weken.”
Dat was een spannende tijd in het Noëlhuis en Pieter ving van alles op. Hij is weer naar huis gegaan om alles te laten neerdalen en de conclusie was: wél Noëlhuis, maar óók Bergen op Zoom. En zo is het gegaan. “In Bergen op Zoom leef ik heel verstild, verinnerlijkt. Daar ben ik in thuis geraakt en het is belangrijk dat dat doorgaat. Eenvoudig en pretentieloos, maar ik maak er werk van.” En dat neemt hij ook mee naar het Noëlhuis, dat aandachtig er eenvoudigweg kunnen zíjn.
Wat hij weer meeneemt úit het Noëlhuis? “De voorbeden, stukjes barmhartigheid, vriendelijkheid. Dat wordt gevoed, dat wordt concreet in het Noëlhuis. Dat werd het bij de daklozen, in het asielzoekerscentrum en nu hier. Alléén het contemplatieve is leeg. Als ik geen leefgemeenschap heb waar het concreet is, dan ben ik dood. Die ademhaling tussen Bergen op Zoom en het Noëlhuis is essentieel.”
Veerkracht
Sommige mensen in huis hebben een onuitwisbare indruk gemaakt op Pieter. Hier, maar ook daarbuiten, is hij geraakt door de veerkracht van mensen. Maar, “veerkracht zonder kwetsbaarheid is onzin.” Hij noemt het voorbeeld van een Rwandese jongen die zijn ouders vermoord heeft zien worden en van het ene naar het andere AZC werd gestuurd. ‘Life goes on’ , zei hij. Dat vergeet ik nooit meer, die moed en waarachtigheid. Niet als dooddoener, maar deemoedige power. En dat vind ik hier ook.”
In het verlengde daarvan noemt Pieter het ‘verschrikkelijk’ dat wij – de mensen in de maatschappij die hij om zich heen ziet – niet met pijn, verdriet, lijden en dood kunnen omgaan. “Als je aanvaardt wat je kunt aanvaarden, dat is flauwekul. Alleen het onaanvaardbare kun je aanvaarden. Áls je het kunt. Vergeven wat te vergeven is, dat is flauwekul. Alleen het onvergeeflijke kun je vergeven, als je het kunt. Het onmogelijke is het enige wat interessant is. Daar loopt de weg. Bidden is totale onzin, volledig onmogelijk. Maar dóe het maar. Liefhebben, écht liefhebben is volstrekt idioot. But it happens! Als ik ergens voor ga, dan is het wel léven in het groot, daar hoort het lijden bij.”
Pieter vat samen: “Mijn leven is een leven met onverwachte wendingen, scherpe bochten, maar met een draagvlak dat doorloopt en een paar rode lijnen die telkens terugkomen. Het is één bedding. Een bedding waar ik het leven deel in gemeenschappen: in Oosterhout, Leuven, het AZC en nu hier.”