Skip to content

Jeannette Noëlhuis | Catholic Worker Amsterdam

  • Over ons
  • Bedelnap
  • Agenda
  • Aanmelden
  • Archief
    • Jaargangen
    • Dossiers
  • Facebook
  • Twitter

James ‘Guadalupe’ Carney – martelaar voor gerechtigheid

Gerard, 04/01/2016, Jaargang 27 nr. 1

Aan het begin van elke gebedsdienst in het Jeannette Noëlhuis lezen we uit het alternatieve heiligenboek ‘All Saints’ van Robert Ellsberg een korte levensbeschrijving van een klassieke of moderne heilige. Op 16 september zullen we stilstaan bij het leven van de Amerikaanse jezuïet James Carney (1924 – 1983). Hij werkte decennialang als missionaris in Honduras. In 1983 kwam hij om in de Hondurese jungle. Door de maatschappelijke en politieke elite van Honduras werd hij gehaat. Arme Hondurese boeren beschouwen hem ook nu nog als een martelaar voor het geloof.

In 1983 vroeg pater Carney zijn broer en zus om hem te ontmoeten in Nicaragua. Hij legde hen uit dat hij van plan was om binnenkort weer de grens over te steken met Honduras. Hij verlangde ernaar terug te gaan naar het land waar hij sinds 1961 had geleefd. In 1980 was hij door de Hondurese regering het land uitgezet vanwege zijn inzet voor maatschappelijke gerechtigheid. Voor zijn vertrek reikte pater Carney zijn broer en zus het manuscript aan van zijn recentelijk voltooide autobiografie, ‘The metamorphosis of a revolutionary’. Zijn broer en zus beseften dat ze James waarschijnlijk niet meer terug zouden zien.

Bevrijder van armen

In zijn boek beschrijft pater Carney zijn typische katholieke opvoeding in een groot gezin en zijn atletische successen op de middelbare school en aan de universiteit als American football speler. In de Tweede Wereldoorlog werd hij opgeroepen voor het leger. Hij nam deel aan de invasie van Frankrijk. Na de oorlog begon hij een studie bouwkunde aan de universiteit van Detroit. Maar zijn oorlogservaringen dwongen hem na te denken over wat hij echt met zijn leven wilde gaan doen. Hij besloot in te treden bij de jezuïeten. In 1961 werd hij gewijd. Kort daarna werd hij naar Honduras gezonden om er te gaan werken in een missie van de jezuïeten.

Aanvankelijk werkte pater Carney als traditioneel parochiepriester en hield hij zich vooral bezig met liturgie en katechese. In zoverre hij gedurende deze periode geen aandacht schonk aan maatschappelijke misstanden, oordeelde hij later ‘dat het een vervreemdende vorm van religie was: mensen tot Jezus leiden via het heilig sacrament in plaats van hen te leren om Jezus van Nazareth, de Bevrijder van de armen, na te volgen.’

Honduras werd getekend door enorme maatschappelijke ongelijkheid. Vooral op het platteland leefde de meerderheid van de mensen in diepe armoede. Pater Carney voelde steeds sterker de drang om het comfort en de zekerheid van zijn priesterlijk leven achter zich te laten en het leven te gaan delen van de armsten. Net zoals de Zoon van God ten volle mens was geworden tussen de mensen, zo verlangde hij ernaar een te worden met de Hondurese campesinos. En net zoals Saulus een nieuwe naam aannam na zijn ontmoeting met Christus op weg naar Damascus, zo nam Carney de Spaanse naam ‘Guadalupe’ aan als teken van zijn verbondenheid met het Hondurese volk. In heel Latijns-Amerika wordt Onze Lieve Vrouw van Guadalupe vereerd, in het bijzonder door de armsten die haar zien als beschermster en voorvechtster. Uiteindelijk deed hij zelfs afstand van zijn Amerikaanse nationaliteit en werd Hondurees staatsburger.

Carney raakte al enkele jaren na zijn komst betrokken bij de strijd van de arme boeren voor landhervormingen. Zoals in de meeste landen van Midden-Amerika was landbouwgrond voorna melijk in handen van grote buitenlandse bedrijven en een kleine groep rijke families. Pogingen om vakbonden te organiseren liepen vaak uit op de dood en ‘verdwijning’ van de leiders. Kleine boeren leefden in bittere armoede en moesten toezien hoe hun kinderen ondervoed waren en nauwelijks toegang hadden tot onderwijs. Carney zette zich in voor zowel de geestelijke als materiële noden van de kleine boeren. Hij kleedde zich eenvoudig, wanneer hij reisde door het platteland sliep hij in hangmatten of op de vloer in de huizen van arme mensen. Hij schreef: ‘Als ik echt houd van de Hondurese armen, moet ik zoveel mo-gelijk hun leven delen.’

Aalmoezenier

Carney raakte sterk beïnvloed door de Latijns-Amerikaanse bevrijdingstheologie. Hij was ervan overtuigd dat het geloof ons oproept om ons niet alleen in te zetten voor het geestelijke heil van mensen, maar ook om de oorzaken van armoede aan te pakken. In de jaren ’70 omschreef Carney zichzelf als “Marxistische christen”. Het christelijke geloof was voor hem de inspiratiebron voor zijn liefde voor de armsten, maar de marxistische maatschappij-analyse bood instrumenten om die liefde effectief te maken. Hij zag zijn rol als priester om steeds de christelijke dimensie in te brengen in de revolutionaire strijd voor gerechtigheid.

Voor de Hondurese autoriteiten was zijn maatschappelijke inzet en publieke zichtbaarheid een doorn in het oog. In 1980 trokken ze zijn Hondurees burgerschap in en zetten hem het land uit. Drie jaar lang werkte pater Carney in Nicaragua, dat in die periode werd bestuurd door de revolutionaire regering van Sandinistas. Maar zijn hart lag in  Honduras. In juli 1983 sloot hij zich aan bij een groepje Hondurese revolutionairen. Hij vond dat ‘als de legers van kapitalistische regeringen aalmoezeniers hebben, hoeveel te meer hebben volksbevrijdingslegers dan het recht op een eigen aalmoezenier.’ Maar al binnen enkele weken werd het groepje waar Carney zich bij aan had gesloten opgespoord. Tijdens gevechten kwamen Carney en de meeste van zijn strijdmakkers om het leven.

De Hondurese regering beweerde aanvankelijk dat Carney van honger was omgekomen in de jungle. Maar jaren later vertelden ex-soldaten van het Hondurese leger dat Carney in handen was gevallen van het leger. Hij was onder vraagd en gemarteld. Op 16 september werd hij levend vanuit een helikopter naar beneden gegooid in de jungle. Zijn stoffelijk overschot is nooit terug gevonden.

In het manuscript dat Carney aan zijn broer en zus had overhandigd, schreef hij: ‘Sinds mijn noviciaat heb ik Christus gebeden om net zo te leven als Hij, tot aan het martelaarschap toe. Ik geloof sterk dat Christus mij die geweldige genade zal geven, om te sterven als martelaar voor gerechtigheid.

Bronnen: goodjesuitbadjesuit.com; permanentred.blogspot.com; ‘All Saints’ van Robert Ellsberg

  • Facebook
  • Twitter