Hoe was het voor jou om kind te zijn in het Noëlhuis?
Als kind had ik altijd wel speelkameraadjes in huis. Soms waren ze veel jonger, soms ouder. Maar het vervelende was dat de kinderen ook altijd weer weggingen en ik weer nieuwe relaties moest aangaan. Het was elke keer weer afwachten wie er nu weer bij ons kwam wonen. Het was altijd afwachten of ik ook vriendschap met nieuwe kinderen kon sluiten. Zo was er eens een jongen van mijn leeftijd met wie ik altijd ruzie had, terwijl ik het met een andere jongen heel goed kon vinden. Maar ja, ook hij trok weer verder. Echte verbindingen met leeftijdsgenoten heb ik daardoor niet echt gelegd. Op een gegeven moment bouw je dan een soort muur om je heen, van ‘Nu hoeft het niet meer’.
Gelukkig waren er ook volwassenen die tijd voor mij namen en leuke dingen met mij deden. De ASF-vrijwilligers bijvoorbeeld. Samen knutselen, chocolademelk drinken, bijna over het balkon gejonast worden, zijde verven, rolschaatsen, dat waren leuke dingen… Maar het was dus ook altijd lastig en verdrietig als ze na hun ASF-tijd weer weggingen. Dat was zeker de minder leuke kant, want met mensen die leuke dingen met je doen krijg je een band. Als die dan weer kapot gaat, heeft dat invloed hoe je een nieuw iemand toelaat. Zo zei Sabrina later tegen mij dat ik haar eerst helemaal niet leuk vond en heel boos op haar was, al vanaf het begin. Omdat ik vond dat zij de plaats van Denise, haar voorgangster, had ingenomen. En dat bleef een tijdje zo, totdat ze met mij cupcakes ging bakken. Het komen en gaan van de mensen in huis leidde ertoe dat ik moeite kreeg persoonlijke banden aan te gaan. Dat speelt tot nu toe een rol in hoe ik met mensen omga.
Naast de mensen in huis waren er ook buitenshuis vrijwilligers met wie ik regelmatig dingen kon doen. Ik leerde o.a. kantklossen of ging bij iemand logeren. Maar ook papa Frits plande regelmatig activiteiten. Dat was leuk, ondanks de spanningen die er ook vaak tussen ons waren. Gelukkig hebben we nu een goede en gelijkwaardige relatie.
Hoe sta je tegenover actievoeren?
Als kind ging ik regelmatig met Frits mee naar demonstraties, maar ik herinner me niet dat ik ze echt goed begreep. Elke maand gingen we naar de Bijlmerbajes om naar de mensen daar te zwaaien. Dan vertelde mijn vader dat daar mensen opgesloten zaten omdat ze geen papieren hadden, maar verder niets verkeerds hadden gedaan. Dat ze dus geen criminelen waren. Ik herinner me ook dat ik bij acties tegen kernwapens of andere demo’s was en dan langs de kant van het voetpad zandkorreltjes zat te sorteren. Het voelde voor mij meer als een zondags uitje, want daarna gingen we frietjes eten en dat vond ik altijd wel leuk. Het hoorde bij de zondag: eerst de wake, rondjes lopen en dan lekker frietjes eten. Ik vroeg me niet echt af wat er tijdens de demo’s gebeurde of waarom we daar waren.
Mijn vader vertelde mij ooit dat ik na een demo bij de grensgevangenis thuiskwam en samen met mijn toenmalige speelvriendinnetje in een ‘kooi’, een rolcontainer waar etensbestellingen mee werden geleverd, ging zitten, het hek dicht deed en dat mensen dan naar ons moesten zwaaien. Want wij twee waren illegaal en hoorden dus in de gevangenis. Ergens had ik dus wel begrepen waar het om ging.
Wat voor advies zou je ouders of andere kinderen mee willen geven die in een gemeenschap als de onze opgroeien?
Ik zou het niet weten. Voor mij voelde alles heel normaal, ik wist niet anders. Als ik nu terugdenk aan sommige situaties die ook best gevaarlijk waren, dan denk ik nu: dat was niet normaal. Maar toen keek ik zelfs daar niet van op. Misschien was het wel goed geweest om met iemand die niet bij de gemeenschap hoort te kunnen praten. Omdat je merkt dat je toch heel anders leeft dan de meeste anderen en gekke en soms gevaarlijke situaties meemaakt.
Hoe gaat het nu met je en wat doe je?
Ik houd mij vooral bezig met milieu en klimaat en heb ook aan veel acties en demonstraties meegedaan en mee georganiseerd. Ik werd door mijn vader vooral meegenomen in vredesacties, maar ik heb de indruk dat ik later mijn vader in de klimaatbeweging heb binnengeleid.
Mijn activistische kant heb ik dus wel van huis uit meegekregen, anders was ik misschien iets minder activistisch geweest. Maar de focus op het thema milieu en klimaat komt wel uit mijzelf. Het zal ook wel met de ‘Zeitgeist’ te maken hebben. Ik ben net zoals mijn vader bereid om voor mijn acties de gevangenis in te gaan, maar het is niet mijn eerste uitgangspunt. Bij Frits speelt het geloof nog een grote rol in het actievoeren, maar zelf heb ik het geloof losgelaten. Voor mij zijn het de wetenschappelijke feiten waarop ik me bij acties baseer om te proberen klimaatschade zo veel mogelijk te verminderen.