
Na haar ontmoeting met de priester Bernard E. Gilgun brak er voor Jeannette Noël een nieuw hoofdstuk aan in haar leven. De droom van Gilgun was uitgekomen. Eind december 1970 had hij een geschikt huis gevonden met vijftien kamers, een stuk land en een enorme schuur. House of Ammon, vernoemd naar de in 1968 overleden catholic worker Ammon Hennacy, was een feit. Na het overlijden van haar man, nam Jeannette er haar intrek. Gilgun had net een zenuwinzinking gehad en de meeste vrijwilligers waren vertrokken om iets anders met hun leven te doen. Jeannette werd dus in het diepe gegooid en stond er praktisch alleen voor. Deze situatie wekte irritatie bij haar op, maar toch ervoer ze een sterke roeping om aan dit nieuwe leven te beginnen.
Chaos en vreugde
Wie mochten er verblijven in het House of Ammon? Hierover besluiten was, zoals Jeannette schreef, “makkelijk, want we wijdden het huis toe aan God, en allen die hun weg vonden naar House of Ammon werden ontvangen als door God gestuurd.” In een terugblik op haar leven schrijft Jeannette over de uiteenlopende gasten die in House of Ammon werden ontvangen: kinderen uit verscheurde gezinnen, jongeren ontsnapt uit inrichtingen, (ex)-verslaafden en daklozen.
Zo hoorde Jeannette op een avond een nieuwsbericht op de radio. Twee “gevaarlijke” jongemannen waren ontsnapt uit hun inrichting. Diezelfde avond nog stonden ze op de stoep bij House of Ammon, twee kinderen van twaalf en dertien jaar oud. “Ik kon mijn ogen of wat ik op de radio had gehoord, niet geloven. Ze waren bang, verbitterd en gekwetst, maar zeker niet gevaarlijk. Ik had een besef van hun innerlijke schoonheid, ik zag in hen een Christus.” Jeannette schrijft over een jongen die op 9-jarige leeftijd in een tuchthuis geplaatst werd, omdat er geen pleeggezin voor hem te vinden was. “Hij kwam bij ons toen hij vijftien was. […] Voor het eerst kwam hij tot een acceptatie van zichzelf als persoon. Hij is een mysticus, in vele opzichten. Hij gaf toe dat hij niet klaar was voor de “jungle daarbuiten”, zoals hij het noemde.”
Maar het leven in House of Ammon speelde zich niet op een roze wolk af. Zo woonde er een 65-jarige man met een alcoholprobleem. Hij was een zegen voor het huis. Hij spande de kroon in dienstbaarheid aan anderen, en was als een opa voor alle bewoners. Maar elke maand was er een week dat hij het zich financieel kon veroorloven toe te geven aan zijn drankzucht. Dan brak de hel los en veranderde de vriendelijke opa in een bruut die tekeer ging tegen zijn huisgenoten. “Maar dit was een lage prijs voor de schoonheid van die drie andere weken in de maand,” schrijft Jeannette hierover.
Op een dag brachten Jeannette en Bernard Gilgun een bezoek aan een oud-huisgenoot in de gevangenis. ’s-Avonds bij terugkomst troffen ze een enorme ravage aan. Twee jonge mannelijke bewoners van House of Ammon hadden in een dronken bui alle ramen ingeslagen, het eten uit de koelkast tegen de muren gesmeten en as over de vloerbedekking gestrooid. Het kostte drie uur om alles op te ruimen. “Hoe hevig moet de woede en de bitterheid wel niet zijn geweest die deze jongens eruit hadden gegooid. Op dit soort momenten was het moeilijk om Jezus in hen te zien. Als we Hem niet konden zien in deze zielen, dan probeerden we hen lief te hebben in God.”
Ondanks dit soort moeilijke momenten, was het leven in House of Ammon vol vreugde. Soms werd er hard gelachen. De zondagse liturgieën waren een feest, waarbij ieder die aanwaaide bij de maaltijd kon aansluiten. Als mensen vroegen waar de kracht voor het werk vandaan gehaald werd, dan antwoordde Gilgun dat het gebed de dominante factor van het gemeenschapsleven was. De mis vormde het centrum, de kern waaruit kracht en energie werd geput.
Nieuw begin in New York
In augustus 1978 ging House of Ammon ter ziele. De eerste keer dat er brand uit was gebroken was het huis te redden geweest, maar bij deze tweede keer kwam de hulp te laat. Een stuk of twintig mensen stonden in de voortuin. Een van hen was een vrouw uit de buurt, die zich altijd vriendelijk had opgesteld naar de gemeenschap. Maar tot Jeannettes schrik zei ze blij te zijn dat het huis afgebrand was. De jonge mannen die er hadden gewoond verdienden simpelweg de hulp niet die ze hadden gekregen, zo vond deze vrouw. Zelf had ze een kind dat zich altijd voorbeeldig gedroeg. Jeannette schreef over deze ervaring: “Ik voelde woede in me opkomen, en stond op het punt haar van repliek te dienen. En ineens realiseerde ik me dat ik niets had: geen plaats om mijn hoofd neer te leggen, geen kleren, niets. Al mijn persoonlijke bezittingen waren vernietigd en daarbij had ik ook nog eens dorst, terwijl niemand me een glas water aanbood. Een klein wonder voltrok zich: een grote vreugde overspoelde me. Ik kon niet geloven dat ik me zo blij, gelukkig en vredig voelde. Ik weet nog hoe ik naar deze vrouw keek en met haar te doen kreeg. Ik dacht: “Dit is wat Jezus ervoer in Zijn leven met ons.” En zo voelde ik me gezegend en geliefd omdat ik de gave van dit wonder had ontvangen. Dit was daadwerkelijk de dwaasheid van het kruis… de vreugde van het kruis.”
House of Ammon was niet meer, en voor Jeannette brak een nieuwe periode aan. Ze werd uitgenodigd om zich aan te sluiten bij de Catholic Worker in New York. Ze kwam op bezoek voor een kennismaking. Vanwege de weerzinwekkende wantsen en kakkerlakken die er in groten getale aanwezig waren, besloot Jeannette te bedanken voor de uitnodiging. Maar de avond voordat ze zou vertrekken, veranderde ze van gedachten. “Ik bedacht hoe dwaas ik me zou voelen als Jezus me aan het eind van mijn reis zou ontmoeten en me zou vragen waarom ik niet in New York was gebleven. Stel je voor dat ik dan zou zeggen dat ik bang was voor wantsen. Ik moest om mezelf lachen. Ik besloot te blijven.”
Leegte als genade
Thomas Keating, de abt van het trappistenklooster St. Joseph’s Abbey in Spencer, Massachusetts, was een enorme steun voor Jeannette geweest in de tijd dat ze in House of Ammon woonde. Dankzij Keating kon Jeannette, voordat ze definitief introk in de New York Catholic Worker, een week doorbrengen in een kluizenaarshut die hoorde bij het klooster. Dit was een belangrijke ervaring voor haar. “Ik ondervond hoe het een kruisweg is, om alleen te zijn met slechts een bijbel als je metgezel, en jezelf onder ogen te moeten komen zoals je bent. Je begint je ware zelf te zien, en dat is niet altijd een rooskleurig gezicht. Maar naarmate de dagen verstrijken, ervaar je ook de genade en onvoorwaardelijke liefde van God.”
Jeannette had verschillende keren in haar leven een enorme leegte gevoeld, juist op de momenten dat ze verwachtte een warme ervaring te hebben van Gods aanwezigheid. Die leegte zag ze altijd als iets negatiefs. In het licht daarvan is wat ze beschrijft over haar verblijf in de kluizenaarshut van grote betekenis: “Je begint te beseffen dat leegheid een zegen is. Die leegheid schept namelijk de mogelijkheid voor Jezus om je te vullen met de vele genadegaven die Hij zo dolgraag aan ons zou schenken, als we maar stil konden worden en konden luisteren naar Zijn stem in ons hart. Bij mijn vertrek was de vrede weer tot me teruggekeerd. […] Ik begin te leren dat de leegheid die ik vaak voel een moment van genade is. Mijn leegheid is een gelegenheid voor Zijn kracht en genade om mijn ziel te vullen.”
Onze ‘beschermheilige’
Jeannette Noël is geen grote naam in de Catholic Worker-beweging. Ze staat niet bekend om grote acties of invloedrijke teksten. Maar wie haar ontmoette, zou haar niet vergeten. Zo verging het ook Gerard, bewoner en een van de oprichters van het Noëlhuis. Hij omschrijft Jeannette als een “grootmoeder-figuur”, die “uiterst vroom” was, maar nooit over anderen oordeelde en alle mensen in hun waarde liet. Haar humor was zelfs “op het pikante af”, aldus Gerard. “Vanwege die combinatie van warmte, gastvrijheid, geloof en ruimdenkendheid kozen we haar als onze ‘beschermheilige’”. Jeannette stond bekend om haar warme omhelzingen en het luisterende oor dat ze altijd te bieden had. Haar kamer in de New York Catholic Worker werd een toevluchtsoord voor wie even zijn of haar hart wilde luchten. Een van haar gevleugelde uitspraken was: “Be good, but if you can’t be good, have fun” (“Gedraag je, maar als je dat niet kan, maak dan plezier”).
Het levensverhaal van Jeannette Noël is hoopvol en indrukwekkend, en een toonbeeld van hoe het vaak juist in de tegenslagen en momenten van wanhoop is, dat er iets van Gods Werkelijkheid door kan breken.
Jeannette Noël overleed op 13 januari 2006, op 89-jarige leeftijd.
Dit is deel twee van de levensbeschrijving van Jeannette Noël. Deel één is te lezen in de eerste nieuwsbrief van 2021.